retireer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·ti·reer

Werkwoord

vervoeging van
retireren

retireer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van retireren
    • Ik retireer. 
  2. gebiedende wijs van retireren
    • Retireer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van retireren
    • Retireer je?