retireren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·ti·re·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

retireren [3]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
retireren
retireerde
geretireerd
zwak -d volledig
  1. terugtrekken of vluchten
    • In het debat moest Van der Steur retireren, zoals hij dat in zijn eerste jaar aan het bewind al driemaal heeft moeten doen. Bij zijn kritiek op forensisch anatoom Maat, bij de kwalificatie van de foto van Volkert van der G., bij het debat over de Teevendeal; steeds was hij te snel en te stellig in zijn oordeel. Volgende week weer een Kamerdebat met Van der Steur. Hij moet niet nog eens klunzen. [4] 
  2. wederkerend zich terugtrekken
    • Enerzijds gispt hij het militair-industriële complex, dat onverdroten naar uitbreiding van de NAVO blijft streven, al heeft Europa meer belang bij een omzichtige houding tegenover Rusland. Anderzijds spreekt hij laatdunkend over de Russen die nu eens het Westen imiteren en zich dan weer retireren in slavofiele eigendunk. [5] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

58 % van de Nederlanders;
45 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen

  1. Wiktionnaire
  2. retireren op website: Etymologiebank.nl
  3. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  4. Volkskrant Martin Sommer 31 maart 2016
  5. NRC Ben Hoffschulte België 9 mei 2009
  6. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be