Naar inhoud springen

resideerden

Uit WikiWoordenboek
Versie door Kvdrgeus (overleg | bijdragen) op 7 nov 2017 om 22:19 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{=nld=}} {{-pron-}} *{{sound}}: {{audio|nl-{{pn}}.ogg|{{pn}}|nld}} <!--*{{WikiW|IPA}}: {{IPA|/xxxx/|nld}}--> {{-syll-}} *re·si·deer·den {{-verb-|0}} {{ovt-mv|re...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • re·si·deer·den
vervoeging van
resideren

resideerden

  1. meervoud verleden tijd van resideren
    • Wij resideerden. 
    • Jullie resideerden. 
    • Zij resideerden.