reproduceer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: reproduceer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- re·pro·du·ceer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
reproduceren |
reproduceer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reproduceren
- Ik reproduceer.
- gebiedende wijs van reproduceren
- Reproduceer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reproduceren
- Reproduceer je?