representeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·pre·sen·teer

Werkwoord

vervoeging van
representeren

representeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van representeren
    • Ik representeer. 
  2. gebiedende wijs van representeren
    • Representeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van representeren
    • Representeer je?