repliceert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: repliceert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- re·pli·ceert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
repliceren |
repliceert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van repliceren
- Jij repliceert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van repliceren
- Hij repliceert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van repliceren
- Repliceert!
Gangbaarheid
- Het woord repliceert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.