replicators
Uiterlijk
- Geluid: replicators (hulp, bestand)
- IPA: / ˌrepliˈkatɔrs / (4 lettergrepen)
- re·pli·ca·tors
- replicator met uitgang -s
de replicators mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord replicator
- ▸ Maar iets anders is veel minder onwaarschijnlijk, namelijk dat in de fameuze „oersoep" purinederivaten ontstaan zijn die zichzelf konden reproduceren. Dawkins noemt zulke stoffen „replicators", en ziet het begin van het ontstaan van het leven zó, dat zulke "replicators" een onderlinge "strijd" aangingen waarbij diegene, die zich het snelst kon repliceren, won.[1]
- Het woord 'replicators' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron I. S. VerbrughGynaecoloog G. J. Kloosterman neemt afscheid : De werkelijkheid maakt je milder in: NRC Handelsblad (6 januari 1983), Nieuwe Rotterdamse Courant, Rotterdam, p. 17 (W&O 4) kol. 2