reikhals
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- reik·hals
Werkwoord
vervoeging van |
---|
reikhalzen |
reikhals
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reikhalzen
- Ik reikhals.
- gebiedende wijs van reikhalzen
- Reikhals!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reikhalzen
- Reikhals je?