reformeert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·for·meert

Werkwoord

vervoeging van
reformeren

reformeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reformeren
    • Jij reformeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reformeren
    • Hij reformeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van reformeren
    • Reformeert!