reddert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • red·dert

Werkwoord

vervoeging van
redderen

reddert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van redderen
    • Jij reddert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van redderen
    • Hij reddert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van redderen
    • Reddert!