recyclet

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·cy·clet

Werkwoord

vervoeging van
recyclen

recyclet

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van recyclen
    • Jij recyclet. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van recyclen
    • Hij recyclet. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van recyclen
    • Recyclet!