rectificeerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rec·ti·fi·ceer·den

Werkwoord

vervoeging van
rectificeren

rectificeerden

  1. meervoud verleden tijd van rectificeren
    • Wij rectificeerden. 
    • Jullie rectificeerden. 
    • Zij rectificeerden.