reciteert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·ci·teert

Werkwoord

vervoeging van
reciteren

reciteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reciteren
    • Jij reciteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reciteren
    • Hij reciteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van reciteren
    • Reciteert!