ravitailleert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ra·vi·tail·leert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ravitailleren |
ravitailleert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ravitailleren
- Jij ravitailleert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ravitailleren
- Hij ravitailleert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ravitailleren
- Ravitailleert!
Gangbaarheid
- Het woord ravitailleert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.