quadrilleerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • qua·dril·leer·de

Werkwoord

vervoeging van
quadrilleren

quadrilleerde

  1. enkelvoud verleden tijd van quadrilleren
    • Ik quadrilleerde. 
    • Jij quadrilleerde. 
    • Hij, zij, het quadrilleerde.