purgeert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pur·geert

Werkwoord

vervoeging van
purgeren

purgeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van purgeren
    • Jij purgeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van purgeren
    • Hij purgeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van purgeren
    • Purgeert!