prostitueer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pros·ti·tu·eer

Werkwoord

vervoeging van
prostitueren

prostitueer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prostitueren
    • Ik prostitueer. 
  2. gebiedende wijs van prostitueren
    • Prostitueer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prostitueren
    • Prostitueer je?