prostitueren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pros·ti·tu·e·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
prostitueren
prostitueerde
geprostitueerd
zwak -d volledig

Werkwoord

prostitueren

  1. overgankelijk iemand dwingen tot het aanbieden van seksuele diensten
    • De vermiste meisjes bleken te zijn geprostitueerd. 
  2. wederkerend zich tegen betaling voor seksuele diensten aanbieden
    • Zich prostitueren was haar enige uitkomst. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen