prolongeert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: prolongeert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- pro·lon·geert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
prolongeren |
prolongeert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prolongeren
- Jij prolongeert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prolongeren
- Hij prolongeert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van prolongeren
- Prolongeert!