proclameert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pro·cla·meert

Werkwoord

vervoeging van
proclameren

proclameert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van proclameren
    • Jij proclameert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van proclameren
    • Hij proclameert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van proclameren
    • Proclameert!