privatiseer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pri·va·ti·seer

Werkwoord

vervoeging van
privatiseren

privatiseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van privatiseren
    • Ik privatiseer. 
  2. gebiedende wijs van privatiseren
    • Privatiseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van privatiseren
    • Privatiseer je?