presteer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pres·teer

Werkwoord

vervoeging van
presteren

presteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van presteren
    • Ik presteer. 
  2. gebiedende wijs van presteren
    • Presteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van presteren
    • Presteer je?