precedeert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: precedeert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- pre·ce·deert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
precederen |
precedeert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van precederen
- Jij precedeert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van precederen
- Hij precedeert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van precederen
- Precedeert!