potelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • po·telt

Werkwoord

vervoeging van
potelen

potelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van potelen
    • Jij potelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van potelen
    • Hij potelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van potelen
    • Potelt!