porteert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • por·teert

Werkwoord

vervoeging van
porteren

porteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van porteren
    • Jij porteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van porteren
    • Hij porteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van porteren
    • Porteert! 

Gangbaarheid