polst

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • polst

Werkwoord

vervoeging van
polsen

polst

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van polsen
    • Jij polst. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van polsen
    • Hij polst. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van polsen
    • Polst!