politiseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • po·li·ti·seert

Werkwoord

vervoeging van
politiseren

politiseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van politiseren
    • Jij politiseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van politiseren
    • Hij politiseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van politiseren
    • Politiseert!