plamuur
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pla·muur
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘stopverf’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1901 [1]
Werkwoord
vervoeging van |
---|
plamuren |
plamuur
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plamuren
- Ik plamuur.
- gebiedende wijs van plamuren
- Plamuur!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plamuren
- Plamuur je?
Gangbaarheid
- Het woord plamuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "plamuur" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |