plamuren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pla·mu·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
plamuren
plamuurde
geplamuurd
zwak -d volledig

Werkwoord

plamuren

  1. overgankelijk (bouwkunde) steenachtige, houten of andere ondergronden met plamuur egaliseren of repareren
    • Als dat morgen droog is kan ik plamuren en kitten. 
  2. overgankelijk (figuurlijk) (cosmetica) (pejoratief) onvolkomenheden in het gelaat maskeren door smeersels en poeder aan te brengen
Synoniemen
  • glad maken
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen