plaatsnam
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- plaats·nam
Werkwoord
vervoeging van |
---|
plaatsnemen |
plaatsnam
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van plaatsnemen
- ... dat ik plaatsnam.
- ... dat jij plaatsnam.
- ... dat hij, zij, het plaatsnam.
- ... dat ik plaatsnam.
- ▸ 'Well, daar zijn we dan,'constateerde hij een beetje overbodig terwijl hij plaatsnam in een van de rare bamboefauteuils en zijn ene been over de armleuning gooide.[1]
Verwijzingen
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Blauwe ster” (2016), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628265