piempampoentjes

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • piem·pam·poen·tjes
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de piempampoentjesmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord piempampoentje
     (…) hij geeft mij het doosje met de piempampoentjes en dat steek ik in mijn broekzak.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 13 september 2022 Weblink bron
    A.H. van der Feen (ps.: F. de Sinclair)
    Eerste schooldagen in: De Gids., jrg. 107 nr. 2 (februari 1943), P.N. van Kampen & Zoon, Amsterdam, p. 106