permitteer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: permitteer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- per·mit·teer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
permitteren |
permitteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van permitteren
- Ik permitteer.
- gebiedende wijs van permitteren
- Permitteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van permitteren
- Permitteer je?