perfide
Uiterlijk
- per·fi·de
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘trouweloos’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1902 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | perfide | perfider | perfiedst |
verbogen | perfide | perfidere | perfiedste |
partitief | perfides | perfiders | - |
perfide
- trouweloos, vals, verraderlijk
- Lang beklaagde men zich over het perfide Albion.
- Het woord perfide staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "perfide" herkend door:
57 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "perfide" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be