penetreer
Uiterlijk
- pe·ne·treer
vervoeging van |
---|
penetreren |
penetreer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van penetreren
- Ik penetreer.
- gebiedende wijs van penetreren
- Penetreer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van penetreren
- Penetreer je?
- Het woord penetreer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.