Naar inhoud springen

pavoiseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·voi·seert

Werkwoord

vervoeging van
pavoiseren

pavoiseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pavoiseren
    • Jij pavoiseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pavoiseren
    • Hij pavoiseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van pavoiseren
    • Pavoiseert!