patrouilleert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pa·trouil·leert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
patrouilleren |
patrouilleert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van patrouilleren
- Jij patrouilleert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van patrouilleren
- Hij patrouilleert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van patrouilleren
- Patrouilleert!