patcht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • patcht

Werkwoord

vervoeging van
patchen

patcht

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van patchen
    • Jij patcht. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van patchen
    • Hij patcht. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van patchen
    • Patcht! 

Gangbaarheid