Naar inhoud springen

parachuteert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·ra·chu·teert

Werkwoord

vervoeging van
parachuteren

parachuteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van parachuteren
    • Jij parachuteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van parachuteren
    • Hij parachuteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van parachuteren
    • Parachuteert!