pantserde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pant·ser·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
pantseren |
pantserde
- enkelvoud verleden tijd van pantseren
- Ik pantserde.
- Jij pantserde.
- Hij, zij, het pantserde.
- Ik pantserde.
vervoeging van |
---|
pantseren |
pantserde