Naar inhoud springen

pacificeert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·ci·fi·ceert

Werkwoord

vervoeging van
pacificeren

pacificeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pacificeren
    • Jij pacificeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pacificeren
    • Hij pacificeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van pacificeren
    • Pacificeert!