ottert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ot·tert

Werkwoord

vervoeging van
otteren

ottert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van otteren
    • Jij ottert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van otteren
    • Hij ottert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van otteren
    • Ottert!