orakelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ora·kelt

Werkwoord

vervoeging van
orakelen

orakelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van orakelen
    • Jij orakelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van orakelen
    • Hij orakelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van orakelen
    • Orakelt!