opwaardeerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·waar·deer·de

Werkwoord

vervoeging van
opwaarderen

opwaardeerde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opwaarderen
    • ... dat ik opwaardeerde. 
    • ... dat jij opwaardeerde. 
    • ... dat hij, zij, het opwaardeerde.