opwaardeerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·waar·deer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
opwaarderen |
opwaardeerde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opwaarderen
- ... dat ik opwaardeerde.
- ... dat jij opwaardeerde.
- ... dat hij, zij, het opwaardeerde.
- ... dat ik opwaardeerde.