opvult

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·vult

Werkwoord

vervoeging van
opvullen

opvult

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opvullen
    • ... dat jij opvult. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opvullen
    • ... dat hij opvult.