opvree

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·vree

Werkwoord

vervoeging van
opvrijen

opvree

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opvrijen
    • ... dat ik opvree. 
    • ... dat jij opvree. 
    • ... dat hij, zij, het opvree. 
Synoniemen