opvouwde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·vouw·de

Werkwoord

vervoeging van
opvouwen

opvouwde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opvouwen
    • ... dat ik opvouwde. 
    • ... dat jij opvouwde. 
    • ... dat hij, zij, het opvouwde.