opstuitte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·stuit·te

Werkwoord

vervoeging van
opstuiten

opstuitte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opstuiten
    • ... dat ik opstuitte. 
    • ... dat jij opstuitte. 
    • ... dat hij, zij, het opstuitte. 

Gangbaarheid