Naar inhoud springen

opstormt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·stormt

Werkwoord

vervoeging van
opstormen

opstormt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opstormen
    • ... dat jij opstormt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opstormen
    • ... dat hij opstormt. 

Gangbaarheid