opsloot

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·sloot

Werkwoord

vervoeging van
opsluiten

opsloot

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opsluiten
    • ... dat ik opsloot. 
    • ... dat jij opsloot. 
    • ... dat hij, zij, het opsloot.