opschrokt
- op·schrokt
vervoeging van |
---|
opschrokken |
opschrokt
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opschrokken
- ... dat jij opschrokt.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opschrokken
- ... dat hij opschrokt.